De geschiedenis van het IMPEL-netwerk gaat terug tot het begin van de jaren 1990. Het Nederlandse voorzitterschap van de EU gaf in 1991 opdracht tot een onderzoek naar de milieu-instanties van de EU tegen de achtergrond van de bezorgdheid dat de groei van de milieuwetgeving niet gepaard ging met verbeteringen in de kwaliteit van het milieu. Een van de belangrijkste aanbevelingen was het opzetten van een milieuhandhavingsnetwerk binnen de lidstaten. Het resultaat was de oprichting van het netwerk van EG-milieuhandhavingsinstanties, waarvan de eerste vergadering onder het Britse voorzitterschap in 1992 in Chester UK werd gehouden – vandaar het Chester-netwerk.
De basisstructuur van het huidige IMPEL-netwerk werd toen vastgelegd. Om de zes maanden zouden er plenaire vergaderingen worden gehouden onder voorzitterschap van het huidige voorzitterschap. Er werden nationale coördinatoren aangesteld om te helpen bij de organisatie en om als aanspreekpunt te fungeren binnen de afzonderlijke lidstaten. Er werden vier werkgroepen opgericht om te kijken naar de technische aspecten van vergunningverlening; procedurele en juridische aspecten van vergunningverlening; nalevingscontrole en inspectie; en het beheer van het handhavingsproces.
Het 5e Milieuactieprogramma erkende het belang van een uitvoerings- en handhavingsnetwerk waaraan ook de Commissie deelnam. Het gezond verstand zegevierde en in plaats van een apart netwerk op te zetten, werd overeengekomen dat het Chester-netwerk deze rol gemakkelijk op zich kon nemen. De Commissie’s betrokkenheid bij het netwerk als medevoorzitter begon in 1994 en in haar mededeling van 1996 werd voorgesteld voorstellen te doen voor het gebruik van IMPEL voor samenwerking en capaciteitsopbouw en in het bijzonder voor het vaststellen van minimumcriteria voor inspecties. Verdere aanmoediging kwam van een resolutie die in juni 1997 door de Milieuraad werd aangenomen en waarin werd gesuggereerd dat IMPEL “verder zou kunnen worden ontwikkeld, onder andere door het te vragen om te overwegen of het de reikwijdte van zijn mandaat en de focus van zijn huidige werkzaamheden zou moeten verbreden.
Op de plenaire vergadering in december 1997 stemde IMPEL in met een nieuwe structuur en een breder werkterrein, zoals voorgesteld in de resolutie van de Milieuraad. De vier werkgroepen, samen met de subgroep grensoverschrijdend vervoer van afval, werden vervangen door taakgerichte projectgroepen, ongeveer zoals IMPEL nu werkt. Het werk van de projectgroepen zou in opdracht en onder toezicht van twee permanente comités worden uitgevoerd en na voltooiing van hun taken worden ontbonden. De Commissie stemde ermee in de kosten van het werkprogramma te delen en onderdak te bieden aan het secretariaat van IMPEL.
De permanente comités vervulden een nuttige rol, maar om de bureaucratie in IMPEL tot een minimum te beperken, werd overeengekomen dat de permanente comités zouden worden ontbonden: dit gebeurde in 1999. De plenaire vergaderingen moesten zich daarom buigen over eindrapporten over projecten en de voortgang van projecten en ideeën ontwikkelen voor nieuwe projecten. Uiteindelijk bleek dit te belastend voor de plenaire vergadering en werd dit werk geleidelijk overgeheveld naar de clusters, waarvan er nu drie zijn: verbetering van vergunningen, inspectie en handhaving, grensoverschrijdend vervoer van afval en betere regelgeving (uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid).
De rol van de Clusters heeft zich in de loop van de tijd ontwikkeld, waardoor er minder behoefte is aan gedetailleerde besprekingen tijdens de plenaire vergaderingen. Ze spelen een rol in de kwaliteitsbeoordeling van projecten en het in detail bestuderen van rapporten. Het Cluster voor betere regelgeving is het meest recent opgericht. Het werd opgericht tijdens de plenaire vergadering in Amsterdam in 2004 na een workshop om de conclusies van het IMPEL-rapport over betere wetgeving te overwegen.
IMPEL blijft zich ontwikkelen naar de volgende fase. Het secretariaat is nog steeds in handen van de Commissie, maar dat zal in december 2008 ophouden. In ieder geval moet het secretariaat tegen die datum weg bij de Commissie omdat IMPEL tegen die tijd een wettelijke status als vereniging naar Belgisch recht zou moeten hebben verworven. Dit zou IMPEL in een betere positie moeten brengen om financiering te zoeken in het kader van de LIFE+-verordening en andere bronnen.