De bepaling van significantie
Wanneer er een onmiddellijke dreiging van milieuschade is of de onmiddellijke beheersing van schadefactoren noodzakelijk is, moet een snelle beoordeling van de potentiële betekenis worden uitgevoerd op basis van direct beschikbare informatie. Als zodanig kan de beoordeling grotendeels worden gebaseerd op een redelijke overtuiging rond algemene informatie over de schadefactoren, natuurlijke rijkdommen of diensten en de schadelijke effecten. Wanneer er milieuschade is opgetreden en er herstelmaatregelen nodig zijn, moet er een meer gedetailleerde en locatiespecifieke beoordeling worden uitgevoerd voor het ontwerp van herstelmaatregelen.
De beoordeling van milieuschade gebeurt ten opzichte van een referentietoestand. De referentietoestand wordt in ELD gedefinieerd als “de toestand op het moment van de schade van de natuurlijke rijkdommen en diensten die zou hebben bestaan als de milieuschade zich niet had voorgedaan, geraamd op basis van de beste beschikbare informatie”.
De EU COM kennisgeving stelt dat de significantie moet worden “bepaald in relatie tot de feitelijke fysieke land- of wateroppervlakte of (in het geval van beschermde soorten) de feitelijke populaties die zijn aangetast of dreigen te worden aangetast, rekening houdend met eventuele reeds bestaande intrinsieke kenmerken of dynamische factoren die de betrokken natuurlijke rijkdommen onafhankelijk van het schadeveroorzakende feit kunnen hebben beïnvloed” 1. Daartoe bepaalt de mededeling dat de geografische schaal waarop de etiketteringsrichtlijn van toepassing is voor beschermde soorten en natuurlijke habitats betekenisvol moet zijn op lokaal niveau, en voor waterschade de wateren zijn die zijn aangetast.
Alleen met betrekking tot beschermde soorten en natuurlijke habitats is het belangrijk op te merken dat bijlage I van de etiketteringsrichtlijn referentiebegrippen bevat voor negatieve effecten die, naar goeddunken van de lidstaten, niet als significant hoeven te worden bepaald. Deze concepten hebben betrekking op schadelijke effecten op korte termijn die kleiner zijn dan de natuurlijke schommelingen, of die het gevolg zijn van normaal beheer van een gebied, of waarbij een beschermde soort of natuurlijke habitat zich binnen een korte tijd zal herstellen. Deze discretionaire bevoegdheid moet strikt worden geïnterpreteerd bij de beoordeling of schade al dan niet significant is 1.
De definitie van waterschade in de Kaderrichtlijn Water spreekt van een significant negatief effect op de toestand, zoals gedefinieerd in de Kaderrichtlijn Water, van de “betrokken wateren”. In de mededeling staat dat de “betrokken” wateren zijn die worden getroffen door schade1. Daarom is de vaststelling van milieuschade niet beperkt tot de geografische schaal van een waterlichaam zoals afgebakend onder de Kaderrichtlijn Water. Het gebied waar zich nadelige veranderingen voordoen, kan zich uitstrekken over meerdere van deze waterlichamen, of kan slechts een deel van een waterlichaam betreffen2. In sommige gevallen kan het echter aangewezen zijn om de etiketteringsrichtlijn toe te passen op een afgebakend waterlichaam, bijvoorbeeld wanneer het relevante referentieconcept de kwantitatieve toestand van een grondwaterlichaam is, waarbij dat grondwaterlichaam in dat verband als een afzonderlijke hydrogeologische eenheid fungeert.
De toestand van waterlichamen onder de KRW wordt elke 6 jaar beoordeeld. De etiketteringsrichtlijn vereist een kortere termijn identificatie van een significant nadelig effect3 en is niet gebonden aan deze 6-jaarlijkse cyclus, waarbij de mededeling stelt dat nadelige veranderingen significant zullen zijn als er een meetbaar gat is tussen het moment waarop de nadelige verandering optreedt en de referentietoestand wordt hersteld4.
Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat een nadelig effect pas als significant kan worden beschouwd als er geen wijziging in de indeling in de zin van de Kaderrichtlijn Water heeft plaatsgevonden – een wijziging in een lagere toestand kan echter wel een significant nadelig effect zijn waarvoor actie moet worden ondernomen krachtens de kaderrichtlijn Water5.
2 Punt 151 van de EU-Communicatiemededeling.
3Paragraaf 151 van de EU-Communicatiemededeling.
4Paragraaf 169 van de EU-Communicatiemededeling.
5Paragrafen 151 en 170 van de EU-Communicatiemededeling.